8 december

Mijn Koninkrijk

En grotere werken nog dan deze zult ge doen, want Ik ga tot de Vader.
Toen Ik op de aarde was, dachten de meesten van hen, met wie Ik in aanraking kwam, dat Mijn zaak een verloren zaak was. Zelfs het geloof van Mijn discipelen bestond deels uit twijfel, deels uit verwondering. Toen zij Mij allen verlieten en vluchtten, was dat niet zozeer uit vrees voor Mijn vijanden, dan wel omdat zij ervan overtuigd waren, dat Mijn missie, hoe mooi zij die ook vonden, mislukt was.
Ondanks alles, wat Ik hen geleerd had, ondanks de vertrouwelijke onthullingen tijdens het Laatste Avondmaal, waren zij er diep in hun hart van overtuigd geweest, dat als het beslissende ogenblik zou komen en de haat van de Farizeeën zich openlijk tegen Mij zou keren, Ik een bepaalde oproep tot actie zou laten uitgaan en Mij aan het hoofd van Mijn volgelingen zou stellen en Mijn aardse Koninkrijk zou oprichten.
Zelfs de discipelen, die ogen hadden om Mijn geestelijk Koninkrijk te zien, dachten, dat de stoffelijke krachten Mij toch te sterk waren geweest.
Maar met Mijn opstanding kwam er hoop. Het geloof herleefde. Zij brachten elkander alles in herinnering, wat Ik had gezegd. Zij raakten nu volledig overtuigd van Mijn Goddelijkheid en het feit, dat Ik de Messias was - wat hen tot op dat moment had ontbroken en waardoor Mijn werk op aarde was gehinderd - en zij ontvingen vanuit de onzichtbare wereld al Mijn macht - de Heilige Geest om hen te helpen.
Bedenk, dat Ik ben gekomen om een Koninkrijk te stichten - het Koninkrijk. Zij, die in dat Koninkrijk leefden, moesten het werk doen - grotere werken dan Ik had kunnen doen. Zij zouden geen grotere macht ten toon spreiden, noch een grootser leven leiden, maar naarmate de mensen Mijn Goddelijkheid erkenden, zouden de mogelijkheden toenemen om in Mijn Naam te werken. Het was Mijn werk op aarde om de kern van Mijn Koninkrijk rondom Mij te verzamelen, en hen te onderwijzen in de waarheden van dat Rijk. In die waarheden moesten zij leven en werken.

Ware het niet om Zijn genade

Je bent de Mijne. De Mijne om te beschermen, te leiden, te koesteren. Vertrouw Mij voor alles.
Bij de gedachte aan of in de omgang met anderen dien je te beseffen dat wat hun zonde ook is, jullie zouden zijn als zij, ware het niet om Mijn bescherming, ware het niet om Mijn tedere vergiffenis. Bedenk ook dat Mijn gebod 'Oordeelt niet' even uitdrukkelijk was als dat van 'Gij zult niet doodslaan', 'Gij zult niet echtbreken'. Gehoorzaam Mij in alles.