- 1 januari

Bij de jaarwisseling

Onze Heer en onze God. Wij verblijden ons in U. Zonder Uw hulp kunnen wij het jaar, dat voor ons ligt, niet onbevreesd tegemoet zien.
Ik sta tussen de jaren in. Het licht van Mijn tegenwoordigheid schijnt over het komende jaar - de glans van de Zon der Gerechtigheid. Over het achterliggende jaar laat Ik Mijn schaduw vallen, die moeite en leed en teleurstelling bedekt.
Leef niet in het verleden, maar leef in het heden. Gebruik het verleden alleen zoals de bomen Mijn zonlicht gebruiken door het te absorberen, om het dan later om te zetten in de verwarmende gloed van een houtvuur. Verzamel dus alleen de zegeningen van Mij, het Licht der wereld. Bemoedig jezelf door aan die zegeningen te denken.
Begraaf elke vrees voor de toekomst, voor armoede van hen, die je lief hebt, elke vrees voor lijden en verlies. Begraaf alle onvriendelijke en bittere gedachten, als je tegenzin, je wrevel, je gevoelens van mislukking, je teleurstellingen in anderen en in jezelf, je droefgeestigheid, je moedeloosheid. Laten wij dit alles achter ons laten, begraven, en ga voorwaarts naar een nieuw leven, een opstandingsleven.
Bedenk, dat je de dingen niet moet bekijken zoals de wereld dat doet. Ik houd het jaar in Mijn handen en houd het zo voor je in bewaring. Maar Ik zal je van dag tot dag leiden.
Laat de rest aan Mij over. Loop niet vooruit op hetgeen Ik je wil schenken door te vrezen of door te denken over de dagen, die voor je liggen.
En voor elke dag zal Ik wijsheid en kracht geven.

Alles is gereed

Schrijf, want alle dingen zijn nu gereed.
De wereld wacht op Mijn boodschap van liefde en hoop en troost. De geestelijke onrust zelf is er een teken van. Het zich afkeren van de uiterlijkheden van de godsdienst is er een teken van.
De mens wordt niet langer meer in slaap gesust door holle frasen en beloften van een beter leven in het hiernamaals. Hij moet Mij kennen alvorens hij zal wensen de eeuwigheid met Mij door te brengen. Hij moet Mij leren kennen hier in de storm te midden waarvan hij kracht en rust nodig heeft.
Hij was in slaap gesust. Nu is hij met een schok ontwaakt. Nu moet hij Mij vinden of Mij trotseren of zich scholen in een verloochening of in onverschilligheid.
De rede en het argument baten weinig. Slechts door het leven van Mijn volgelingen kan de mens worden geholpen; slechts door de Mijnen te zien, onwankelbaar, vol van kalmte, vol van blijdschap, in een wereld van droefheid, ontgoocheling en wantrouwen.
Als je Mij vandaag verloochent, zal het niet zijn door de woorden: 'Ik ken de man niet'. Het laat de wereld koud of je Mij belijdt of niet. Neen, het zal zijn door je falen Mij in je leven voor te stellen zoals Ik ben: vitaal, krachtgevend, geestvernieuwend, je Al in al.